Hoofdstuk 6. Balans

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

Algemeen
De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Grondslagen voor waardering en resultaat
De waarderingsgrondslagen van de jaarrekening van de gemeente Groningen zijn gebaseerd op het BBV en vastgelegd in de Financiële Verordening. De activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs, dan wel nominale waarde. De passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd. Voor de jaarrekening is het lasten-batenstelsel gebruikt. Dat betekent dat we lasten en baten hebben toegerekend aan het jaar waarin de diensten of goederen zijn geleverd. Winsten worden alleen in aanmerking genomen als ze gerealiseerd zijn. Verliezen en risico’s die hun oorsprong hebben in het boekjaar, worden opgenomen als zij bekend zijn geworden voor opstelling van de jaarcijfers.

Vaste activa
Immateriële vaste activa
Immateriële vaste activa zijn te onderscheiden in:

  • Kosten sluiten geldleningen
  • Kosten onderzoek en ontwikkeling/ plankostenkredieten
  • Bijdragen aan activa van derden

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs- (bijdragen aan activa van derden) dan wel de directe kosten en rente (plankostenkredieten). Op de bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt lineair afgeschreven. De afschrijvingstermijn is dezelfde als die wordt gehanteerd voor soortgelijke eigen materiële activa. Op kosten onderzoek en ontwikkeling/ plankostenkredieten van voorgenomen grondexploitaties wordt niet afgeschreven. Op het moment dat de raad (na maximaal vijf jaar) tot een grondexploitatie besluit worden de plankosten ingebracht in de desbetreffende grondexploitatie. Als er geen grondexploitatie komt wordt het actief afgeboekt ten laste van het resultaat.
Materiële vaste activa
Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief en verminderd met afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Deze duurzame waardeverminderingen worden onafhankelijk van het resultaat van een boekjaar in aanmerking genomen.

Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. De materiële vaste activa zijn naar de volgende categorieën in te delen:

  • Activa met een economisch nut;
  • Activa met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven (heffings-gerelateerd economisch nut);
  • Activa in de openbare ruimte met maatschappelijk nut.

In erfpacht uitgegeven gronden.
De in erfpacht uitgegeven gronden zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs. De jaarlijks ontvangen afkoopsommen bij voortdurende erfpacht worden toegevoegd aan de bestemmingsreserve afkoopsommen. Aan zowel de bestemmingsreserve afkoopsommen als aan de erfpachtgronden waarvoor afkoopsommen zijn ontvangen wordt geen rente toegerekend, aan erfpachtgronden waarvoor jaarlijkse een canon wordt ontvangen wordt wel rente toegerekend.

Overige activa met economisch nut en maatschappelijk nut.
Op de overige activa met een economisch nut of maatschappelijk nut wordt afgeschreven. Behoudens enkele uitzonderingen wordt lineair afgeschreven. De afschrijvingsduur is bepaald op de verwachte economische levensduur en is per soort activa in de Financiële Verordening vastgelegd.

Uitgezonderd van lineaire afschrijving zijn:

  • Investeringen in publieke parkeervoorzieningen (gesloten financieringsstructuur)
  • Investeringen met een specifieke (rijks)regelgeving

Deze investeringen worden annuïtair afgeschreven.

Overige bijzonderheden ten aanzien van de afschrijving:

De raad heeft op 31 oktober 2018 bij het vaststellen van de financiële verordening 2018  besloten een stelselwijziging door te voeren met betrekking tot het startmoment van afschrijven van kapitaalgoederen en het integraal doorvoeren van restwaarde voor het gehele vastgoed. Daarnaast heeft de raad besloten om niet langer de componentenmethode voor vastgoed toe te passen maar de onderhoudsmethode integraal toe te passen. Daarnaast is de activeringsgrens van 10.000 euro niet langer gekoppeld aan een minimale levensduur van 4 jaar en zijn er wat kleinere wijzigingen doorgevoerd inzake vaststelling van de indeling van het vastgoed en het activeren van rente op investeringsprojecten voor gebouwen en parkeergarages.

  • In alle gevallen gaat de afschrijving in vanaf de eerste dag van het boekjaar volgend op het jaar van ingebruikname.
  • Op alle vastgoedobjecten is restwaarde van toepassing. De hoogte van de restwaarde wordt ingesteld afhankelijk van de functie van het gebouw en dan alleen bij verwachte instandhouding van het gebouw na afloop van de gebruiksduur. Daarnaast is rekening gehouden met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het gebouw. Voor het bestaand bezit is de restwaarde bepaald op basis van de indeling van het vastgoed (scholen, bedrijfsgebouwen, sportparken etc)  met een percentage van de kosten voor ruwbouw en fundering onder aftrek van de sloopkosten per m2 bruto vloer oppervlak. Voor strategisch vastgoed en parkeergarages is de restwaarde op 0 gesteld.
  • Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Activa met heffing gerelateerd economisch nut
Dit betreft investeringen in riolering, inzameling van huishoudelijk afval en investeringen voor activiteiten waarop begraafrechten kunnen worden geheven.

Op activa met heffing gerelateerd economisch nut wordt lineair afgeschreven met uitzondering van de investeringen in (aanleg) riolering; deze worden conform de Financiële Verordening annuïtair afgeschreven.
Financiële vaste activa
De waardering van de financiële vaste activa is gebaseerd op de historische kostprijs c.q. nominale waarde, verminderd met - voor wat de geldleningen betreft - de aflossingen op de geldleningen. Indien de marktwaarde van een financieel vast actief duurzaam lager is dan de aanschafwaarde vindt afwaardering tot de lagere marktwaarde plaats. Bij (dreigende) oninbaarheid van leningen wordt een voorziening gevormd die in mindering wordt gebracht op de boekwaarde van de lening. Op deelnemingen en effecten wordt niet afgeschreven. De werkelijke waarde kan afwijken van de nominale waarde.

Vlottende activa
Voorraden
De voorraden worden gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs. De verkrijgingsprijs bestaat uit de inkoopprijs en de bijkomende kosten. Indien de marktwaarde duurzaam lager is dan de verkrijging- of vervaardigingsprijs worden de voorraden gewaardeerd tegen de marktwaarde. De waardevermindering wordt gerealiseerd door de vorming van een verliesvoorziening (grondexploitatie), of voorziening voor incourantheid, die in mindering wordt gebracht op de boekwaarde van de voorraad.

De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken). Rente op grondexploitaties wordt geactiveerd en is daarmee ook onderdeel van de vervaardigingsprijs. Voor tussentijdse winstneming wordt de Percentage of Completion methode toegepast. Deze methode houdt in dat naar rato van de gerealiseerde opbrengsten en kosten de winst wordt berekend.
Vorderingen <1 jaar
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid wordt een voorziening gevormd die in mindering wordt gebracht. Volgens de gekozen beleidslijn wordt er voor de vordering op openbare lichamen geen voorziening getroffen. Voor alle “overige debiteuren” wordt op basis van de ouderdomsanalyse een percentage van de hoofdsom als voorziening berekend.

Liquide middelen en overlopende activa
Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen.

Vaste passiva

Eigen vermogen
Reserves worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Voorzieningen
Volgens het BBV mag er een voorziening worden gemaakt in deze vier gevallen:

  • Er zijn verplichtingen en verliezen waarvan de hoogte op de balansdatum niet zeker is, maar die wel redelijk ingeschat kunnen worden;
  • Er zijn op de balansdatum risico’s die kunnen leiden tot verplichtingen of verliezen, waarvan de hoogte al redelijk in te schatten is;
  • Er zullen kosten worden gemaakt in een volgend begrotingsjaar. Hiervoor mag een voorziening worden gevormd als het maken van die kosten zijn oorsprong mede in het huidige of in voorafgaande begrotingsjaren vindt en de voorziening is bedoeld om de lasten gelijk te verdelen over een aantal begrotingsjaren;
  • Er worden bijdragen verstrekt aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.

De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale of contante waarde.

Vaste schulden > 1 jaar
Onder vaste schulden worden verstaan de schulden met een rente typische looptijd van 1 jaar of langer. De vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met de aflossingen.

Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen
In de categorie niet uit de balans blijkende verplichtingen worden de meerjarige inkoopcontracten opgenomen tegen de resterende contractwaarde.

ga terug